De drie Monseigneurs van Lo-Reninge

Mgr. A. DONDEYNE

Geboren op 10 mei 1901 te Lo
Gestorven op 13 februari 1985 te Leuven

Mgr. Albert Dondeyne werd geboren op 10 mei 1901 te Lo als zoon van Julius Dondeyne en Leonia Rabaey. Zijn vader was hoofdonderwijzer en zijn moeder opzenster van het handwerk van de meisjesschool te Lo. Na de lagere school te Lo volgende Albert Dondeyne klassieke humaniora aan het St.-Stanislascollege van Poperinge. Daar was hij laureaat in het retoricajaar. Hij vatte zijn priesterstudies aan en werd gewijd op 21 augustus 1926. In de jaren daarvoor had hij het ook reeds gebracht tot doctor in de wijsbegeerte en licentiaat in de godsgeleerdheid. In 1923 vervulde hij zijn legerdienst als soldaat in het eerste korps gezondheidsdienst.
Albert Dondeyne werd leraar van het Grootseminarie te Brugge van 1927 tot 1933. In dit jaar werd hij benoemd als professor aan de katholieke universiteit te Leuven. Zijn professoraat duurde tot 1981.
Mgr. Albert Dondeyne stond bekend als een eminent theoloog en filosoof. Hij was de oprichter van het tijdschrift Universitas en hij had een grote invloed op zijn studenten .
Hij predikte een sfeer van openheid en democratie bij de priesters na het tweede Vaticaans concilie. Hij was ook ridder (1973) in dienst van “De Swighenden Eede” en “’t Manneke uit de Mane”

Mgr. G. BOUVE

Geboren op 26 februari 1902 te Lo
Gestorven op 8 september 1989 te Lier

Over Mgr. Gustave Bouve is weinig geweten.
Hij werd priester gewijd te Leuven op 26 augustus 1928 en was werkzaam als jonge zendeling in Ankoro. Twaalf jaar later nam hij de zware taak op zich als overste van de missie te Kongolo. Daar werd hij later principaal overste van de Spiritijnen en vervolgens bisschop.
Door zijn onvermoeibaar en geïnspireerd apostolisch werk, met woorden , daden en geschriften, ontpopte hij zich tot oprichter van nieuwe parochies en stimuleerde als bouwheer de oprichting van meerdere scholen.
Na het verschrikkelijke bloedbad in het toenmalige Kongolo op 1 januari 1962, werd zijn geestkracht zwaar beproefd. Twintig van zijn plichtbewuste missionarissen werden op gewelddadige wijze om het leven gebracht. Ondanks innerlijke zware leed zette hij zijn overgebleven krachten in, voor de materiële en morele heropbouw van zijn geliefkoosd bisdom.
Gedurende vijf jaar, na zijn ontslag als bisschop, bleef hij werkzaam in Lubunda, een kleine missiepost.
Teruggetrokken in de helft van de jaren zeventig, leefde Mgr. Bouve eenvoudig en sober, achtereenvolgens in Spiritijnse huizen te Leuven en te Veltem, waar hij zijn ultieme energie wijdde aan de Geliefde Zusters van het Onbevlekt Hart van Maria.

Mgr. U. MORLION

Geboren op 15 februari 1894 te Pollinkhove
Gestorven op 31 januari 1985 te Kirungu

Negentig jaar oud geworden, 62 jaar priester, 45 jaar bisschop. Het zijn getallen die stemmen tot nadenken. Soldaat-brancardier aan het Ijzerfront, priesterstudies in Noord-Afrika, 17 jaar werkzaam in België, 45 jaar in Zaïre , het vat maar al te kort een rijk gevuld leven samen.
Mgr. Urbain Morlion werd geboren op 15 februari 1894 te Pollinkhove als zoon van een groot landbouwersgezin.Hij volgde lager onderwijs in de gemeente en trok dan naar het Sint-Amands college te Kortrijk. In september 1912 trad hij binnen in het seminarie der Witte Paters te Boechout. In december 1915 werd hij onder de wapens geroepen en kreeg een opleiding tot brancardier van ’t leger in een kamp van Auvours in Frankrijk. Drie maanden later was hij aan het front van de IJzer. Hij verbleef er gedurende 3 jaar als brancardier van het 3de regiment der Carabiniers. Meerdere malen stond hij bloot aan het gevaar van het gifgas die de Duitsers gebruikten, waarvan hij de rest van zijn leven de gevolgen moest dragen.
Hij werd priester gewijd op 2 februari 1922 te Carthago en om gezondheidsredenen kon hij niet naar de missie. Hij werd leraar, later overste van het seminarie van wijsbegeerte der Witte Paters te Boechout, daarna overste van het theologisch studiehuis van de Witte Paters in Herverlee.
Hij werd door Paus Pius XII in Rome bisschop gezalfd op 29 oktober 1939 samen met 12 andere missionarissen. Hij koos als wapenspreuk “sub tuum praesidium” (onder Uwe bescherming) om zodoende zijn vertrouwen in de moederlijke zorg van Maria uit te drukken. Zijn wapenschild droeg bovenaan, op zwarte grond, twee uitgespreide witte vleugels om die bescherming te symboliseren ,terwijl het onderste gedeelte een groot kruis droeg en een gele ster op blauwe fond. (de kleuren van de Kongolese vlag van Belgisch Kongo ).
Van 1941 tot 1959 was hij Apostolisch Vicaris van Boudewijnstad (Moba). Na 1946 heeft hij zijn uitgestrekt bisdom uitgebouwd met nieuwe posten, scholen en middelbare instituten. Het grote seminarie van Boudewijnstad leidde priesters op voor Kantanga en Kivu, het werd interdiocesaan. Jarenlang was hij de afgevaardigde van Katanga in het Nationaal Comité der Bisschoppen.
Van 1959 tot 1966 was hij bisschop van Kalemie-Kirungu. De onlusten, de rebellie, de vernieling, de dood van missionarissen in de jaren 1960 –1964 werden een nieuw kruis voor de bisschop. Maar moedig herstelde hij alles, heropende verlaten posten om zijn bisdom te kunnen overdragen aan zijn Afrikaanse opvolger.Om zijn opvolger niet te storen in zijn werk, trok hij zich terug in het Groot-Seminarie van Kapulo. In 1981 kwam hij terug naar België om zich voor gezondheidsproblemen te laten verzorgen, maar na 1 jaar was er niet veel verandering opgetreden en keerde hij in maart 1983 terug naar Kirungu. Hij overleed er op 31 januari 1985 en werd begraven in de kathedraal van Kirungu.
Verder was hij titelvoerend bisschop van Tarasa (Noord-Afrika), officier in de Leopoldsorde en Brancardier van de oorlog 1914-1918.