Geschiedenis

Lo staat in verband met het Oudgermaanse ‘Lauka’ (= bosje op hoge zandgrond). Zoals op meerdere plaatsen in de Westhoek zijn het kloosterlingen die aanvingen met de ontginning en drooglegging van de landerijen rond Lo. Naast dat klooster ontstond geleidelijk de stad in de 12de - 13de eeuw.
In 1167 schonk Graaf Filips van de Elzas de stadsprerogatieven aan Lo. In de middeleeuwen verwierf Lo naam als centrum van de lakennijverheid. In de jaren 1540 stierf de textielnijverheid een stille dood, maar stilaan kwam een nieuwe bedrijvigheid op de voorgrond, namelijk de kaasbereiding.
Onder het bewind van Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, werd Lo omringd door grachten, muren en poorten. Lo heeft ook heel wat belegeringen en verwoestingen gekend. Tijdens de Franse Revolutie (1797) werden de kloosterlingen uit hun abdij verdreven. Behalve de kerk, de duiventoren, de kapelanij en de pastorij werd alles gesloopt. De Eerste Wereldoorlog zorgde nog eens voor heel wat verwoesting.
Op 15 juni 1985, heeft Lo-Reninge opnieuw haar stadsrechten verkregen. Via een officiële oorkonde van de provincie West-Vlaanderen werd Lo-Reninge gepromoveerd tot Luilekkerstad, wat een belangrijke toeristische troef is voor dit mooie stadje.

Met een verwijzing naar Merovingisch vorstelijk bezit in de 5de eeuw wordt Reninge in 887 samen met Woesten in een keure van Karel de Kale vermeld.
Buiten de abdij van Marchiennes, behoorde de heerlijkheid “Reninchof” in de 14de eeuw reeds toe aan de machtige familie van Reninge. Daarna ging ze over aan de families de Stavele, de Hoorne, d’Ognies en tenslotte bij verpanding in het jaar 1562 aan ridder Maximiliaan Vilain, die ze naliet aan zijn zoon
Maximiliaan de Gand, Vilain genoemd, bisschop van Doornik.
In de 14de eeuw was Reninge zeer bloeiend dankzij de lakenindustrie. De burcht of het eerste kasteel, dat door de heren van Stavele was bezet, werd in 1344 afgebrand door de Ieperse lakenwevers die van Lodewijk van Nevers voorrechten hadden bekomen voor het vervaardigen van laken. Door deze voorrechten voor Ieper werden vooral Poperinge, Oostvleteren en Reninge getroffen.
In 1914-1915 werd Reninge voor het grootste deel vernield bij de gevechten aan Drie Grachten, Steenstraete, Luzerne en Zuidschote.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog telde Reninge bijna 1900 inwoners. Na 1914-1918 bleek het dorp met 1/4 van zijn inwoners verminderd. 278 van de 396 bewoonbare huizen werden totaal vernield.

Het centrum van de gemeente Pollinkhove ligt aan de rand van het Plateau van Izenberge, dat bestaat uit zandleemgrond. Het wordt begrensd door de Lovaart en de IJzer. De oudste vermelding van Pollinkhove dateert uit 1112 en verwijst naar de ‘Heren van Pollinc’, die de gelijknamige hoeve betrokken. Later benoemde de Graaf van Vlaanderen de eigenaars van het Pollinchof tot leenheren. Zij verkregen het recht om binnen het leen tollen en taksen te innen en verwierven op die manier grote rijkdom en aanzien. Adriaan van Pollinckhove zou rond 1500 de parochiekerk hebben laten bouwen.

Noordschote wordt eerst samen met Zuidschote vermeld als ‘Scotis’ als bezit van de dynastie der Capets of Capetingers. In 1057 stichtte Adela, dochter van Hendrik I (Capetinger), echtgenote van Boudewijn V, de vrije Sint-Niklaas Benedictijner-abdij te Mesen. De Villa de Scotis, die in het archief van de abdij van
Mesen op een keure, gegeven door Filips van Elzas in 1146, wordt vernoemd, schonk haar naam aan Noordschote.
Het woord ‘schote’ zou betrekking hebben op een besloten ruimte omringd door sloten of kanalen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Noordschote volledig verwoest.
Vooral aan de brug over de Ieperlee, ter hoogte van de ‘Drie Grachten’ of ‘Drie Vliet’, werden verwoede gevechten geleverd door de karabijniers en later door de Franse Zouaaf.
Een gedenkplaat aan de herberg herinnert daaraan.